HISTORISCH ASPECT DE ALDE FEANEN: 'MENSEN HEBBEN HIER ALTIJD MOETEN DEALEN MET HET WATER'
De Alde Feanen is een oud en bijzonder natuurgebied, met een grote verscheidenheid aan landschapsvormen. Cultuurhistoricus Stefien Smeding van natuurorganisatie It Fryske Gea neemt ons mee in de ontwikkelingen van het gebied. Hoe is het ontstaan en uitgegroeid tot nationaal park. Één ding is zeker: “De mensen hebben hier altijd al moeten dealen met het water.”
De Alde Feanen is een natuurgebied met een totale oppervlakteruim 4.000 hectare. Eeuwenlang werd het gekenmerkt als hoogveen, maar nu is het een gevarieerd laagveenmoeras. Hier zijn er nog maar weinig van in Nederland. Het natuurgebied herbergt verschillende landschappen: rietland, moerasbos, blauwgrasland, vaarten, riviertjes, meertjes, eilandjes en polders. Door die verschillen groeien er wel zo’n 450 verschillende soorten planten. En als er naar het dierenrijk wordt gekeken, broeden er wel meer dan 100 verschillende vogels, waaronder de enorme zeearend.
Om te begrijpen hoe De Alde Feanen is ontstaan, moet er eerste een flink stap worden teruggezet in de tijd.
IJstijd
Terug naar de voorlaatste ijstijd, die 140.000 jaar geleden plaatsvond. In die tijden worden de eerste contouren van het veengebied zichtbaar. De gigantische ijsmassa verpulvert op zijn weg zwerfkeien tot keileem. Smeding: “Doordat die nieuwe laag het water niet goed doorliet bleef het water hier staan en kon het dus niet goed wegstromen. Het werd hier één grote zompige badkuip.”
Tijdens de laatste ijstijd (110.000 tot 13.000 jaar geleden) worden warmere periodes afgewisseld met koudere periodes. Daardoor veroveren de mammoet en de sabeltandtijgers bijvoorbeeld een plekje op het toneel. De dieren profiteren van het toen opgebloeide toendragebied. Later werd het dan toch weer te koud en moesten de dieren vertrekken. Voordat de eerste echte boeren hun intrede deden in De Alde Feanen, raakte dit gebied bebost
Mens
De eerste boeren, ruim 5000 jaar geleden pakten het anders aan en waren de eerste echte bewoners van het gebied. “Zij waren echt de eersten die hier ingrepen in het landschap, al was dat nog wel beperkt. Ze ontgonnen land en legden het droog om akkers en open plekken voor het vee te maken”, legt Smeding uit. Helaas voor hen, kregen de bewoners toentertijd te maken met een stijgende zeespiegel en opkomend grondwater. Het water stond ze aan de lippen en dus vetrokken ze weer. Het hoge water betekende veel voor Friesland, want hierdoor kwam een deel van Friesland, waar veen voornamelijk de grondsoort is, onder een laagje klei te liggen.
Veen: is een grondsoort die veel voorkomt in natte gebieden. Het bestaat uit afgestorven resten van planten en bomen. Ze verteren niet doordat er in het water geen zuurstof bij komt.
De zee had vrij spel en kwam vaak tot op het land en liet een laagje klei achter. Het water kwam tot aan Grou, maar niet verder. Dus de veenvorming in de Alde Feanen kon ongestoord doorgaan. Het werd steeds natter, wardoor het gebied zich doorontwikkelde tot een laagveenmoeras. Het bos verdronk, waardoor boeren toch echt hun biezen moesten pakken.
De veenvorming ging gewoon door. Veenmos wordt van onderaf gevoed door het grondwater. Door het afsterven van de onderkant van het veenmos ontstaat er een groot hoogveenkussen ,,Het veen was toen eigenlijk een soort van groot kussen in het midden van Friesland. Wat we nu het Lage Midden noemen was toen juist het Hoge Midden”, aldus Smeding.
We maken een flinke stap in de tijd. Boeren komen terug om met nieuwe kennis meer ingrepen in het landschap te doen. Dat doen ze door sloten te graven. Daardoor watert het volgezogen veen af naar de riviertjes en wordt de bovenste laag droog genoeg voor akkerbouw en veeteelt. Maar er waren gevolgen. Bodemdaling. Doordat de grond wordt ontwaterd, komt er zuurstof bij het veen. Daardoor oxideert en verschrompelt het veen en daalt de bodem. Datmaakt dat het weer te nat wordt en daarom moeten de bewoners weer ergens anders hun heil zoeken.
Dorpen
Het veen krijgt ruim tijd om te herstellen, want pas na 700 jaar keerde de mens terug in De Alde Feanen. Ditmaal werd de veenontginning systematischer aangepakt. Er komen kaarsrechte sloten, allemaal dezelfde kant op. De vruchtbare landbouwgrond trekt steeds meer mensen. De nieuwkomers moeten echter wel gehuisvest worden. Zo ontstaan dorpen zoals: Grou, Warten en Wergea. Aan de andere kant doen plekken zoals Earnewâld en Aldegea (Smallingerland) hun intrede.
Doordat de boeren verder gaan met het ontginnen van het landschap, daalt de grond steeds verder. Het wordt natter en De Alde Feanen transformeert van een hoogveenkussen in een heuse badkuip. En ondanks verschillende pogingen om het water weg te houden, werd het veengebied in de zestiende eeuw toch weer onbewoonbaar. Daarom verhuizen de mensen naar de randen van het veengebied.
Turfwinning
Waar veen te vinden is, is vaak ook turfwinning. Vanaf de vijftiende eeuw wordt er door de monniken serieus turf gestoken. Vanaf de achttiende eeuw wordt het steken van turf serieuzer genomen en commerciëler. Dit is als het veen net boven de watergrens ligt. Als het veen onder water ligt, gaan ze het baggelen. Ze schepten het veen vanuit het water (petgat) en leggen het te drogen op de legakkers. Op de legakkers verwerken ze het veen tot handzame turfjes, hapklare brandstofbrokken die per schip naar de steden worden vervoerd.
Turf: een brandstof die kan worden gemaakt van veengrond. De grond wordt in kleine blokken uit de grond gesneden. Daarna moet het worden gedroogd door de zon en de wind.
Het veenlandschap wordt volop afgegraven. Er ontstaan petgaten, doordat het veen onder de waterspiegel wordt weggebaggeld. Het wordt vervolgens op grote bulten gelegd en wanneer het kan, verscheept met skûtsjes. Dit gaat door tot ongeveer de negentiende eeuw. Daarna is het over met de turfwinning en blijft het landschap achter als een kale vlakte.
Water
Het vele water in en rondom het gebied biedt veel vissers een goed inkomen. In de winter moeten er echter andere manieren worden gevonden om aan de kost te komen. Zo gaan de vissers in de winter als rietsnijder aan de gang. De oogst kan worden verkocht als dakbedekkingsmateriaal. Ook wordt er gekeken naar andere mogelijkheden op inkomen.
Boeren bleven actief rondom de Alde Feanen. Er was in de periode na de turfwinning meer landbouwgrond nodig en dus werd er weer gestreden tegen het water. Door nieuwere technieken was dat makkelijker dan een paar eeuwen eerder. Doordat molens polders droogleggen, kan er meer geboerd worden rondom het natuurgebied.
In 20ste eeuw komen de waterschappen aan zet. Hooilanden worden beter beschermd tegen de jaarlijkse overstromingen en in 1920 wordt het eerste elektrische gemaal in werking gesteld. De laatste grote inpoldering was die van de Hegewarren in 1939. De polder, waar nu van alles speelt vanwege de bodemdaling en CO2-uitstoot, was bestemd als landbouwgebied.
Verandering
De recreatie deed zij n intrede en natuurwaarden begonnen steeds meer een rol te spelen. It Fryske Gea werd in 1930 opgericht voor het beheer van bijzondere gebieden. ,,Boeren keken verder dan het veengebied, want voor landbouw was de grond wederom te nat en te slecht geworden.’’
Rondom het natuurgebied stond de landbouw nadien niet stil. ,,Maar bij het boeren heb je wel een lager waterpeil nodig. Met de nieuwe technieken en gemalen was dat makkelijk te regelen, maar als dat jaren zo doorgaat, klinkt de grond dus in.” De gevolgen zijn groot, want inmiddels liggen De Alde Feanen weer hoger dan de omgeving. Het grondwater stroomt daardoor naar de lager gelegen omliggende gronden, terwijl het natuurgebied zelf verdroogt.
Smeding: ,,Wij weten dus dat de Alde Feanen weer veranderen. Als Fryske Gea proberen we het veengebied zoveel mogelijk nat te houden, maar dat valt niet mee. De ontwikkelingen van de laatste jaren zijn niet goed, maar aan de andere kant weten we ook dat het natuur en landschap altijd in beweging is, dus dan blijf ik liever aan de positieve kant en kijken we uit naar de toekomst.”
Bron: landschapsbiografie De Alde Feanen. Auteur: Jeroen Wiersma.